Zoals de sneeuw hoort op de Libanon en zoals er altijd water is in de bergbeken, zo hoort mijn volk bij Mij. Maar mijn volk is Mij vergeten. Ze brengen offers aan levenloze dingen. Ze zijn de verkeerde weg op gegaan. Ze hebben de oude, bekende wegen verlaten. Ze zijn nieuwe, ongebaande, slechte wegen op gegaan.
Daarop kan men rekenen. Maar niet op mijn volk! Want dat heeft Mij vergeten en zich tot waardeloze afgoden gewend. Het heeft zich afgekeerd van de aloude, goede wegen en bewandelt nu de modderige paden van de zonde waarop men makkelijk struikelt.